‘Ik vaar op mijn gevoel’
Kajakkend over de wildste rivieren en van metershoge watervallen kwam Martina Wegman in alle uithoeken van de wereld. Nu maakt de atlete zich op voor haar tweede Olympische Spelen, in Parijs, waar ze zich tot nog toe als enige Nederlander kwalificeerde voor het onderdeel kanoslalom. Een gesprek over zelfvertrouwen, grenzen opzoeken en ganbatte, de Japanse kunst van de wilskracht.
Tekst: Natasja Admiraal • Fotografie: Ed van de Pol
De liefde voor kajakken kreeg Martina Wegman (34) van thuis mee. Ze groeide op in Schoorl, vlakbij zee. Haar vader kajakte en zelf oefende ze ook graag in haar freestyle kajak op de branding van de Noordzee, samen met haar broer en zus. Op vakanties naar Slovenië of Bosnië gingen de kajaks steevast mee. “Op mijn dertiende was ik pas echt verkocht en sindsdien heb ik de peddel nooit meer losgelaten”, vertelt de olympiër. “Het mooiste is dat je op plekken komt die je alleen met je kajak kunt bereiken. Het ultieme vrije leven.”
Adrenaline
Extreem kajakken is avontuurlijk en niet zonder risico’s. Na het verliezen van meerdere vrienden op de rivier gooide Martina het over een andere boeg. Door haar vriend, de Nieuw-Zeelandse kanoslalom-atleet Mike Dawson – met wie ze inmiddels getrouwd is – kwam ze in aanraking met de kanoslalom. Een olympische sport waarbij je in een slalomboot een parcours aflegt. Het doel: als snelste over de finish komen. Hierin vond ze de uitdaging en adrenaline zonder de risicofactor. “Eerlijk gezegd had ik nooit zoveel met de Olympische Spelen”, bekent ze. “Ik was altijd op reis en bezig met andere dingen.” In 2012 veranderde dat toen Mike voor Nieuw-Zeeland uitkwam tijdens de Spelen in Londen. Plotseling voelde ze het, die emoties van het winnen en verliezen. Van vier jaar voorbereiden voor dat ene moment, waarop het moet gebeuren.
Olympische droom
In 2014 maakte ze de switch naar de kanoslalom. Door haar wildwaterachtergrond pakte ze deze discipline snel op en zo ontstond alsnog een olympische droom. Door intensief te trainen, transformeerde ze zichzelf tot een kanoslalom-atlete – en haalde ze in 2020 de finale tijdens de Olympische Spelen in Tokio, waar ze op de zevende plek eindigde.
“Ik had de mazzel dat ik met Mike mee kon reizen om te trainen”, vervolgt Martina. “In Nederland was er, toen ik ermee begon, nog geen ondersteuning voor de kanoslalom. Anders zou het onbetaalbaar zijn geweest om me hier volledig op te storten.” Sinds tien jaar woont ze met Mike in Nieuw-Zeeland vlakbij een rivier. Ook dat is een geluk: “Ik ben hierdoor niet gebonden aan een wildwaterbaan, die je per uur moet afhuren.”
Spuitende geisers
Als Martina spreekt, schemert het Engels er doorheen. Ze woont het grootste deel van de tijd in Okere Falls, een van de mooiste gebieden van Nieuw-Zeeland én een watersportmekka. Je kunt er raften en kajakken, maar ook surfen en zelfs mountainbiken. Het gebied staat bekend om zijn spuitende geisers, borrelende modderpoelen en om de stank van rotte eieren door de geothermische activiteiten. Martina traint er op de wild stromende Kaituna-rivier. “Vrijwel iedereen hier woont er vanwege deze rivier”, vertelt ze. “Wij wonen aan Lake Rotoiti. Vanaf ons huis varen we zo het meer en de rivier op, waar een slalomparcours is aangelegd. De Kaituna-rivier heeft talloze bochten en prachtige stroomversnellingen, waar je niet snel op uitgekeken raakt. En je kunt hier de zeven meter hoge Tutea Falls trotseren, de hoogste commercieel bevaren waterval ter wereld.”
Het water lezen
Inmiddels kan de atlete het water ‘lezen’ en weet ze elk kolkje en golfje in de watermassa goed in te schatten. Timing is essentieel om snelheid te maken, legt ze uit. “Als je boot tegen een golf aan ketst, rem je af. Vaar je op het juiste moment over de golf heen, dan maak je snelheid. Je moet de kracht van het water optimaal benutten. Van tevoren kun je dit niet plannen. Ik vaar op mijn gevoel. En dat gevoel kun je alleen ontwikkelen door zoveel mogelijk op de baan te zitten.” De voorbereiding op de Olympische Spelen vergt fysieke én mentale training. Zonder zelfvertrouwen kom je er volgens de kanoslalomster niet. “Stap één is dat je in jezelf gelooft. Je moet voelen dat die medaillekans er is. Begin februari nam ik deel aan een wedstrijd in Australië en die won ik. Het deelnemersveld was heel goed, dus ja, dat gaf wel een boost aan mijn zelfvertrouwen.”
Ganbatte-filosofie
Wat Martina tijdens haar wildwateravonturen leerde is: hoe vaker je in je kajak zit, des te meer zelfvertrouwen je krijgt, waardoor je steeds een stapje verder gaat. Van drie meter hoge watervallen naar tien meter, vijftien meter en ten slotte naar meer dan twintig meter. Of ze weleens bang is geweest? “Ja en nee”, antwoordt ze. “Weet je wat het is: als ik eenmaal de keuze maak om over een wild stuk rivier of waterval te varen, dan heb ik het volledige vertrouwen dat ik dat aankan. Anders doe ik het niet.” Een valkuil tijdens trainingen is dat ze altijd ‘maximaal’ gaat en soms te weinig rust neemt. “Ik zoek graag het randje van mijn kunnen op. En ja, soms ga ik daar overheen.” Welke inzichten vanuit Tokio neemt ze mee naar de Spelen in Parijs? “Van mijn ouders kreeg ik destijds een boek over de Japanse ‘ganbatte’-filosofie. Die staat voor nooit opgeven, altijd doorgaan en alles doen wat in je eigen vermogen ligt. Als je dat doet, kun je simpelweg niet teleurgesteld zijn over het resultaat.”